Nieuwe antistoffen pakken virussen bij de wortels aan
Eén prik die beschermt tegen alle mogelijke griepvirussen, kan dat? Het lijkt er ineens wel op. Twee groepen onderzoekers hebben onafhankelijk van elkaar dezelfde truc gevonden om de virussen de voet dwars te zetten.
De dreigende taal van een paar jaar geleden hoor je niet vaak meer, maar het gevaar van een wereldwijde slachting door een nieuw griepvirus bestaat nog steeds. Hoe de dader er precies uit zal zien, dat kunnen virologen niet voorspellen. En dus proberen ze een wapen te vinden dat álle griepvirussen aankan.
Antistoffen die korte metten maken met iedere denkbare griepvariant hebben ze niet, schrijven twee groepen onderzoekers deze week in de wetenschappelijke tijdschriften Nature Structural & Molecular Biology en Science. Maar het scheelt toch niet veel. Ze hebben, onafhankelijk van elkaar, menselijke antistoffen ontdekt die meerdere gevaarlijke griepvirussen herkennen.
Onder die virussen waren twee echte killers: de veroorzaker van de vogelgriep die de afgelopen jaren in Azië honderden mensenlevens eiste, en het virus achter de Spaanse griep, die in 1918 en 1919 minstens vijftig miljoen mensen fataal werd. Bij mensen zijn de nieuwe antistoffen nog niet getest.
Levenslang
Normale antistoffen tegen griepvirussen kunnen maar één versie van de ziekteverwekker aan. Je lichaam maakt deze complexe moleculen na een griepinfectie, en voor de rest van je leven blijven ze in je bloed aanwezig, altijd alert op de griepvirussen van toen.
Ze passen op de oppervlaktemoleculen van hun ‘eigen’ virus als een sleutel in een slot. Zelfs na negentig jaar kunnen ze hun beschermende werk nog doen. Maar tegen een nieuw virus kunnen ze niks beginnen.
De verschillen tussen griepvirussen zitten vooral aan de buitenkant, in de eiwitten hemagglutinine (H) en neuraminidase (N). Verschillende vormen daarvan hebben allemaal een nummer gekregen. En daarom heet de veroorzaker van de Spaanse griep H1N1, en het recente vogelgriepvirus H5N1. De vogelgriep die Nederland in 2003 teisterde en één man het leven kostte, was van het type H7N7.
Afgetroefd
Onderzoekers van het Nederlandse bedrijf Crucell hebben samen met collega’s van het Californische Scripps Institute veel tijd en moeite gestoken in het selecteren van antistoffen die het H-eiwit van meerdere griepvirussen kunnen herkennen. Ze wisten er één uit het bloed van een gezonde vrijwilliger te vissen. Die antistof bleek aan te grijpen op een onderdeel van het viruseiwit dat bij twaalf van de zestien typen griepverwekkers precies hetzelfde is, schrijven ze in Science.
Helaas voor de Nederlanders zijn ze afgetroefd door concurrenten die net iets eerder vergelijkbare resultaten naar buiten brachten, die nog indrukwekkender zijn ook. Onderzoekers uit een aantal Amerikaanse labs onthulden vijf dagen eerder dat ze wel negen verschillende antistoffen hebben gevonden die hetzelfde kunnen. De krachtigste hebben ze bovendien al op muizen hebben getest.
Die muizen werden bijna allemaal goed beschermd, of ze de antistoffen nu voor of vlak na de griepinfectie toegediend kregen. Controlemuizen gingen binnen twee weken dood, op één taai beestje na.
De antistoffen werken tegen meerdere virussen omdat ze een onderdeel van het H-eiwit herkennen dat maar in twee vormen voorkomt. Blijkbaar zijn dit de enige vormen die geschikt zijn voor het werk dat het eiwit moet doen: de fusie tot stand brengen tussen het membraan dat het virus omhult en het celmembraan van de menselijke cel waar het zijn ziekmakende inhoud in kwijt wil.
Onbereikbaar
Dat deel van het eiwit zit niet helemaal aan de buitenkant, maar dicht tegen het membraan van het virus aan. Onbereikbaar voor antistoffen, zou je denken, want die zouden zich eerst door de buitenste laag heen moeten wringen. De muizenproef bewijst dat ze dat toch kunnen.
Je kunt je afvragen waarom het menselijk lichaam zelf niet op het idee komt om dit type antistoffen te maken. De reden is waarschijnlijk simpel: antistoffen tegen de buitenste laag van het virus zijn veel eenvoudiger te maken, en ook nog eens effectiever. Tegen dat ene virus dan.
Vooruitkijken, dat kan het lichaam niet, dus de snelste methode om het virus te verslaan wint altijd. Mensen kunnen wél nadenken over de toekomst en proberen die naar hun hand te zetten. Bijvoorbeeld door de antistoffen tegen griep al paraat te hebben voordat het virus zich aandient. Dat kan door vaccinatie.
Inenten
Nu zijn er twee manieren waarop je iemand kunt inenten tegen griep. De ene is door kant-en-klare antistoffen in te spuiten. Dat zou in principe nu al kunnen met de nieuw gevonden antistoffen, mits ze op grote schaal gekweekt kunnen worden – en dat zal wel lukken. Een nadeel van deze methode is, dat de bescherming na een tijdje minder wordt. Bovendien is het denkbaar dat de vreemde antistoffen het lichaam zelf aanvallen.
De tweede methode is iets inspuiten dat het afweersysteem stimuleert om eigenhandig de gewenste antistoffen te gaan maken. Zoiets gebeurt nu al – dat is de jaarlijkse griepprik – maar daarbij worden alleen antistoffen opgewekt die passen bij specifieke virussen, waarvan verwacht wordt dat ze in het komende jaar zullen toeslaan.
Dat kan waarschijnlijk dus beter: door losse onderdelen van de twee versies van het H-eiwit in te spuiten, die zelf ongevaarlijk zijn, of een type eiwit dat daar sterk op lijkt. Als dat goed werkt, zou iemand in één klap beschermd zijn tegen alle griepvirussen die er bestaan. Zoiets zou miljoenen levens kunnen redden.
Zo ver is het nog niet. Het staat natuurlijk ook niet voor honderd procent vast dat het zo ver komt. Maar het zou goed kunnen. En het mooiste is misschien wel, dat ook andere virussen met een soortgelijke aanpak bestreden kunnen worden. Ook ebola en hiv hebben stukken eiwit die altijd hetzelfde zijn.
Bron: VPRO Noorderlicht, door Elmar Veerman